Techniek
Iedereen kan wel eens een pijl midden in de roos schieten. Voor een boogschutter is de consistentie echter belangrijker dan de locatie van de treffer. Immers, als je iedere keer de pijl precies op hetzelfde punt kan schieten, hoef je alleen nog maar je vizier bij te stellen zodat je iedere keer in het midden schiet. Om deze consistentie te bereiken wordt in de regel gebruik gemaakt van het 10 stappen systeem. Dit systeem wordt hieronder per stap beschreven.
Let op: deze stappen zijn geen gouden regels voor een goed schot, en evenmin zijn het onverbrekelijke regels. Het zijn richtlijnen voor een goed schot, maar de schutter kan door de trainer altijd een andere methode aangeleerd worden als dit in het specifieke geval beter lijkt. Boogschieten is een individuele sport en iedereen is anders.
Een goede houding is niet alleen belangrijk voor een goed schot, maar belangrijker nog, voor het voorkomen van blessures.
- Ga loodrecht op de schietlijn staan, zodat je langs de lijn kunt kijken. Een denkbeeldige lijn loodrecht op de schietlijn loopt langs je tenen recht naar het midden van het doel.
- Je voeten staan op schouderbreedte uit elkaar, parallel aan de schietlijn.
- Ga rechtop staan, maak jezelf lang, maar blijf ontspannen. Zorg dat je knieën niet op slot staan, en hou je schouders laag. Om het figuurlijk te zeggen: ‘hoofd tegen het plafond, schouders op de grond’.
- Pak een pijl vast bij het nokje (de keep) en schuif hem over de oplegger (pijlsteun) van je boog.
- Zorg dat de indexveer, de ene veer met een afwijkende kleur, naar jezelf toe wijst.
- Klik de pijl vast op de pees tussen de nokpuntjes.
- De booghand (i.e. de hand waarmee je de boog vasthoudt) houdt je schuin t.o.v. de boog, zodat een denkbeeldige lijn langs je knokkels een hoek van 45 graden maken met de boog, die rechtop blijft.
- De pols en vingers blijven ontspannen. Op het moment van de vooraantrek (stap 5) trek je de boog in je hand en houd je hem dus niet vast!
- Vergeet niet de sling om je vingers vast te maken zodat de boog niet uit je hand valt.
- De trekhand (i.e. de hand waarmee je de pees uittrekt) is voorzien van de ankertab. Plaats de vingers, met gebruik van het leer van de ankertab, om de pijl heen, d.w.z. je wijsvinger erboven en je middel- en ringvinger eronder. In de ankertab zit op deze plek ook een inkeping in het leer, voor de pijl.
- Gebruik je vingertoppen om de pees vast te houden. Sommige schutters prefereren om de pees in de vingerplooi te haken.
- Zorg dat er enige ruimte is tussen je vingers en de pijl. Dit voorkomt dat bij het uittrekken je de pijl van de oplegger afwipt.
Hier staat of valt de professionele schutter mee. Alle lichamelijke en geestelijke functies worden op één doel gericht: het schieten van een goed schot.
- Ontspan en vertrouw op je techniek. Probeer niet alle factoren onder eigen controle te houden maar laat het los. Het is net als fietsen: als je bijzonder hard gaat nadenken op welke manier je een bocht moet maken, val je om.
- Concentreer je op jezelf en het doel, negeer al het andere dat om je heen gebeurt.
- Denk niet aan vorige schoten, of die nu goed of slecht gingen. Beschouw ieder schot als een nieuwe wedstrijd.
- Trek de boog lichtjes uit, vijf a tien centimeter is voldoende.
- Druk de boog in je booghand zoals uitgelegd in stap 3. Hou de boog niet vast, daar is de sling voor.
- Hef de boog omhoog, richting het doel. Zorg ervoor dat de boogschouder (i.e. de schouder aan de kant van de booghand) laag blijft en je arm weggedraaid, d.w.z. dat de arm niet in de weg staat van de pees, als deze gelost wordt.
- Het belangrijkste is dat de kracht niet vanuit je biceps (armspieren) komt, maar vanuit je schouder(spieren). Duw je schouderbladen naar achter en naar elkaar toe.
- Het uittrekken werkt twee kanten op: niet alleen trek je de pees naar je toe, maar je duwt ook de boog (actief) van je weg. Maak de afstand zo groot mogelijk, dat is het beste te reproduceren.
- Hou de elleboog aan de kant van je trekhand hoog en laat deze als het ware achter je neer ‘vallen’. Zo geef je je schouders de vrijheid voor de juiste beweging en voorkom je dat je met je biceps het laatste stuk gaat trekken.
- Zet het plaatje van de ankertab onder je kin en duw hem actief tegen je kin. Hou de kiezen en tanden op elkaar.
- Zorg dat de pees het midden van de kin en het midden van de neus raakt.
- Let op dat je houding niet verandert. Breng de pees naar het gezicht toe en niet andersom.
- Zorg eerst dat de boog stil wordt, door goed te ankeren en te ontspannen. Beweeg dan rustig het vizier naar het midden van het doel.
- Lijn de schaduw van de pees uit met de binnenkant van de boog.
- Pas als het vizier op het geel staat en daar blijft, gaat men over naar de volgende stap.
- Lossen is niet meer dan het ontspannen van de vingers van de trekhand, zodat deze als het ware van de pees af glijden. Dit is een passieve handeling.
- Door de spanning op de pees vliegt de pijl naar het doel. Tegelijkertijd beweegt je trekhand automatisch naar achteren. Dit verschijnsel staat bij natuurkundigen bekend als de derde wet van Newton: ‘actie is min reactie’. Houdt de trekhand niet onder de kin, maar laat deze naar achteren gaan.
- Blijf in dezelfde houding staan tot de pijl in het doel slaat. Het belangrijkste hierbij is om niet direct de boogarm te laten zakken.
- Omdat de boog niet vastgehouden wordt, valt deze achter- of voorover afhankelijk van het zwaartepunt van de boog. Laat dit gebeuren en vang de boog niet op: als de sling goed zit kan er niets met de boog gebeuren.